14546 actieve gebruikers

Inloggen bestaande gebruiker
Aanmelden nieuwe gebruiker

Naar mobiele versie



Werkwoorden | verleden tijd (gebruik)


Gebruik van de presente perfecto (voltooid tegenwoordige tijd, vtt)

 

In het Nederlands kun je de voltooid tegenwoordige tijd (vtt) gebruiken voor gebeurtenissen uit een willekeurig moment in het verleden. Bijvoorbeeld:

  • In 1492 heeft Columbus Amerika ontdekt. (of ovt: ontdekte)
  • Bah! Ik heb net een muis in de tuin gezien. (of ovt: zag)

In het Spaans echter wordt steeds een duidelijke keuze voor de presente perfecto gemaakt.

 

1. De presente perfecto wordt gebruikt voor gebeurtenissen die door de spreker in verband worden gebracht met het heden. Dit verband kun je vaak zien aan signaalwoorden die duidelijk maken dat het tijdvak waarin de gebeurtenis heeft plaatsgevonden, nog niet is afgelopen. (hoy, esta mañana, esta tarde, esta semana, este siglo, este año, este mes, …)

  • Esta mañana Mark ha pelado las patatas.
    (Vanmorgen heeft Mark de aardappels geschild.)
  • En este siglo ha subido mucho el uso del teléfono móvil.
    (In deze eeuw is het gebruik van de mobiele telefoon enorm toegenomen.)

 

2. Je gebruikt de presente perfecto ook als het moment van de gebeurtenis onbekend of niet interessant is. Er kan dan eventueel een signaalwoord bij staan dat uitdrukt dat de gebeurtenis van belang is, en niet het momént waarop.

(una vez, muchas veces, hasta ahora, nunca, ya, …)

  • Hemos estado en Nueva York dos veces.
    (We zijn twee keer in New York geweest.)
  • ¿Has visto ya la nueva película de Almodóvar?
    (Heb je de nieuwe film van Almodóvar gezien?)
  • Nunca he comido paella.
    (Ik heb nog nooit paella gegeten.)

 

3. Ook als je wilt uitdrukken dat de gebeurtenis gevoelsmatig nog actueel is, gebruik je presente perfecto.

  • Hace tres años he perdido a mi madre.
    (Drie jaar geleden ben ik mijn moeder verloren.)

NB: In het Spaans van Amerika wordt vaak de indefinido gebruikt in alle bovenstaande situaties.

 

 

Gebruik van de indefinido (onvoltooid verleden tijd, ovt)

 

1. De indefinido wordt gebruikt voor gebeurtenissen in het verleden die voor de spreker geen verband meer hebben met het heden. Vaak staan er signaalwoorden in de zin die duidelijk maken dat het tijdvak waarin die gebeurtenis plaatsvond, is afgesloten.

(ayer, hace dos días, la semana pasada, en 2004, en el siglo XV, el 3 de septiembre, …)

  • Ayer conocí a los padres de Julia.
    (Gisteren ontmoette ik de ouders van Julia.)
  • En 1492 Colón descubrió América.
    (In 1492 ontdekte Columbus Amerika.)

 

2. Bij een opsomming van achtereenvolgende gebeurtenissen (en toen…, en toen..)

  • La chica abrió su bolsa, sacó una botella, la abrió y bebió.
    (Het meisje opende haar tas, pakte een fles, opende hem en dronk.)

 

3. Bij een gebeurtenis die een andere gebeurtenis (die aan de gang was) onderbrak. De gebeurtenis die aan de gang was, staat dan in de imperfecto.

  • Cuando iba en bici al trabajo, vi a Susana en la parada de autobús.
    (Toen ik met de fiets naar het werk ging, zag ik Susana bij de bushalte.)

De onderbreking kan worden versterkt met een signaalwoord. (de repente)  

  • Yo estaba comiendo tranquilamente, cuando de repente vi un ratón en el rincón.
    (Ik was rustig aan het eten, toen ik plotseling een muis in de hoek zag.)

 

4. Je gebruikt de indefinido ook als je de nadruk wilt leggen op het begin van de handeling.

  • Conoció a su novio en la universidad.
    (Hij heeft zijn vriend op school leren kennen.)
  • Carmen tuvo 5 hijos en 7 años.
    (Carmen heeft 5 kinderen gekregen in 7 jaar tijd.)
  • En la reunión supimos que la empresa va mal.
    (In de vergadering kwamen we erachter dat het slecht gaat met het bedrijf.

 

5. Een oordeel over een gebeurtenis in het verleden wordt uitgedrukt met de indefinido, vaak fue

  • La fiesta fue estupenda. (Het feest was geweldig.)

  

Gebruik van de imperfecto (onvoltooid verleden tijd, ovt)

 

1. De imperfecto beschrijft een toestand waarin iets/iemand zich bevond. (Hoe zag de persoon eruit? Wat voor weer was het?)

  • El castillo estaba al lado de un río y tenía cuatro torres.
    (Het kasteel stond naast een rivier en had vier torens.)
  • La princesa era muy bonita.
    (De prinses was heel mooi.)

 

2. Als je een handeling beschrijft waarvan het begin en het eind helemaal niet ter zake doen (in de context van je verhaal) gebruik je imperfecto.

  • El perro dormía y no se movía.
    (De hond sliep en bewoog niet.)

Dit is duidelijk te zien als je de reden/oorzaak geeft van een handeling.

  • No supe qué decir porque estaba paralizado. 
    (Ik wist niet wat ik moest zeggen omdat ik perplex was.) 

 

3. De imperfecto drukt ook uit dat een handeling met regelmaat plaatsvond (gewoonte).

  • Los domingos siempre comíamos en casa de los abuelos.
    (Op zondag aten we altijd thuis bij onze grootouders.)
  • Todas las noches la princesa se escapaba en secreto del castillo.
    (Elke nacht ontsnapte de prinses stiekem uit het kasteel.)

 

4. Als een handeling die aan de gang was, werd onderbroken door een andere handeling, staat de onderbreking in de indefinido en dat wat onderbroken wordt in de imperfecto.

  • Cuando iba en bici al trabajo, vi a Susana en la parada de autobús.
    (Toen ik met de fiets naar het werk ging, zag ik Susana bij de bushalte.)

 

5. Bij enkele werkwoorden kun je met de imperfecto beleefdheid uitdrukken.

  • ¿Qué quería usted, señora?
    (Wat had u willen hebben, mevrouw?)

 

Vergelijking van tijden

 

Als je twijfelt tussen presente perfecto en indefinido:

 

presente perfecto       indefinido                

He estudiado mucho.

Er is een verband met het heden:

Ik heb hard gestudeerd
(en ben nu moe / en weet nu alles) 

Estudié mucho.

Er is géén verband met het heden:

Ik heb hard gestudeerd
(en heb daarna mijn proefwerk gemaakt)

 

Als je twijfelt tussen indefinido en imperfecto:

 

indefinido imperfecto                                 

Jugamos en el agua.

Je hebt het over een eenmalige gebeurtenis. 

We speelden/hebben gespeeld in het water (en daarna kregen we een ijsje.)

Jugábamos en el agua. 

1. herhaling/gewoonte

Wij speelden altijd in het water (in de vakanties)

2. Het 'spelen' wordt onderbroken

door een andere handeling.

Wij speelden in het water toen we ineens vader hoorden roepen.

 

 

Gebruik van de pluscuamperfecto (voltooid verleden tijd, vvt)

 

Net als in het Nederlands, wordt deze tijd gebruikt om uit te drukken dat een gebeurtenis of handeling heeft plaatsgevonden vóór een andere gebeurtenis in het verleden.

  • Fuimos al restaurante donde habíamos estado la semana anterior.
    (We gingen naar het restaurant waar we de vorige week waren geweest.)

De pluscuamperfecto wordt ook gebruikt om beleefdheid uit te drukken.

  • Habías podido llamarme antes.
    (Je had me eerder kunnen bellen.)

 

Gebruik van de imperfecto de subjuntivo (onvoltooid verleden tijd van de aanvoegende wijs)

 

Zie voor het gebruik van de imperfecto de subjuntivo de pagina aanvoegende wijs.

Zie voor de vormen van de imperfecto de subjuntivo de pagina verleden tijd (vormen).








Beter Spellen  Beter Rekenen  NU Beter Engels  NU Beter Duits  NU Beter Frans  NU Beter Spaans  Beter Bijbel  

© 2019 - NU Beter Spaans is een initiatief van  Martin van Toll Producties

in samenwerking met de redactie van NU Beter Spaans