MOB-versie | Naar grote versie



wederkerende werkw.

Wederkerende werkwoorden zijn bijvoorbeeld:

  • lavarse (zich wassen)
  • sentirse (zich voelen)
  • traerse (met zich meebrengen)

1. de vormen

  lavarse zich wassen
yo me lavo ik was me
te lavas jij wast je

él

ella

usted

se lava hij/zij/u wast zich

nosotros

nosotras

nos lavamos wij wassen ons

vosotros

vosotras

os laváis jullie wassen je

ellos

ellas

ustedes   

se lavan zij/u(mv) wassen zich

 

 

2. met nadruk

 

In het Nederlands kun je extra nadruk leggen met de toevoeging zelf.

In het Spaans leg je extra nadruk met het voorzetsel a + persoonlijk voornaamwoord. Zie het schema hieronder.

 

afeitarse zich scheren
me afeito a mí (mismo*) ik scheer mezelf
te afeitas a ti (mismo) jij scheert jezelf
se afeita a sí (mismo) hij/zij/u scheert zichzelf
nos afeitamos (a nosotros mismos)

wij scheren onszelf

os afeitáis (a vosotros mismos)

jullie scheren jezelf

se afeitan (a sí mismos)  

zij/u(mv) scheren zichzelf

 

*de vrouwelijke vorm is misma.

 

De meervoudsvormen kunnen ook wederkerig worden gebruikt. In het Nederlands gebruik je dan elkaar.

 

nos afeitamos (el uno al otro)           

                      (entre nosotros)

wij scheren elkaar

os afeitáis (el uno al otro)

                (entre vosotros)

jullie scheren elkaar

se afeitan (el uno al otro)

               (entre )

zij/u(mv) scheren elkaar

 

 

3. de plaats van het wederkerend voornaamwoord

 

Hiervoor gelden dezelfde regels als voor het persoonlijk voornaamwoord als lijdend of meewerkend voorwerp.

 

Als regel vóór de persoonsvorm:

  • Juan se divierte en la piscina.
    (Juan vermaakt zich in het zwembad.)

Bij de gebiedende wijs bevestigend eraan vast: 

  • ¡Diviértete en la piscina!
    (Vermaak je in het zwembad!)

Bij de infinitief en de gerundio zijn er twee mogelijkheden: los vóór de persoonsvorm of erachter en eraan vastgeschreven:

  • Me quiero lavar. / Quiero lavarme.
    (Ik wil me wassen.)
     
  •  Juan se tiene que levantar. / Juan tiene que levantarse.
    (Juan moet opstaan.)
     
  • Me estoy duchando. / Estoy duchándome.
    (Ik ben me aan het douchen.)

Zie ook de pagina persoonlijk voornaamwoord.

 

 

4. wel wederkerend in het Spaans, niet in het Nederlands

 

Het Spaans heeft meer wederkerende werkwoorden dan het Nederlands.

Veelvoorkomende zijn:

 

acostarse         naar bed gaan
atreverse a durven
caerse vallen
casarse (gaan) trouwen
despertarse wakker worden
levantarse opstaan
llamarse heten
llevarse  meenemen
marcharse weggaan
quejarse de klagen over
sentarse gaan zitten
traerse meebrengen

 

 

5. verandering van betekenis

 

Soms heeft het wederkerend werkwoord een andere betekenis dan het niet-wederkerende werkwoord.

 

beber             

beberse

drinken

opdrinken

comer

comerse

eten

opeten

dormir

dormirse

slapen

in slaap vallen

ir

irse

gaan

weggaan

poner

ponerse

leggen, zetten

aantrekken

quitar

quitarse

weghalen

uittrekken

 

 

6. kleding aan- en uittrekken, persoonlijke verzorging

 

Veel werkwoorden die met kleding en verzorging te maken hebben zijn in het Spaans wederkerend. 

  • Se lava las manos.
    (Hij wast zich de handen. - Hij wast zijn handen.)
  • Me pongo el sombrero.
    (Ik zet me de hoed op. - Ik zet mijn hoed op.)
  • Nos quitamos los zapatos.
    (Wij trekken ons de schoenen uit. - Wij trekken onze schoenen uit.)
  • Rosa se peina el pelo.
    (Rosa kamt zich het haar. - Rosa kamt haar haar.)

NB

Het Spaans kent werkwoordconstructies waarin het wederkerend werkwoord samengaat met een meewerkend voorwerp (dativus eticus):

Bijv. 

  • Se me ha caído el plato.
    (letterlijk: Het bord is mij gevallen.)

In deze zin is sprake van een wederkerend werkwoord (caerse = vallen) met een meewerkend voorwerp (me). Dit "speciale" meewerkend voorwerp (ook wel dativus eticus genoemd) komt tussen het wederkerende voornaamwoord en de werkwoordsvorm.