Si los chicos condujeran con más prudencia, no (zouden hebben) ........ tantos accidentes.
Als de jongens voorzichtiger reden, zouden ze niet zoveel ongelukken krijgen.
Als ..., dan ...: in dit soort zinnen gebruik je na si de imperfecto de subjuntivo. In het andere deel (wat er dan zou gebeuren) gebruik je de condicional.
tenían = zij hadden (imperfecto). Dit houdt in dat ze inderdaad veel ongelukken hadden.
tuvieron = zij hadden / hebben gehad (indefinido)
han tenido = zij hebben gehad
Se llevó a cabo el recuento de los votos. (Veel geblaat en weinig wol.) ........
llevar a cabo = uitvoeren
recuento = hertelling
voto = stem (verkiezingen)
borrón y cuenta nueva = zand erover
las apariencias engañan = schijn bedriegt
las cosas claras y el chocolate espeso = het beestje bij zijn naam noemen
Presté mucha atención a lo que decía mi profe.
poner las antenas (spreektaal) = aandachtig luisteren
ser todos oídos: deze uitdrukking is niet geheel correct. De onveranderlijke uitdrukking is: ser todo oídos = één en al oor zijn. Hoewel je meer en meer de vorm ser toda oídos hoort, behoort hij nog niet tot de standaardtaal.
poner los auriculares = de koptelefoon opzetten
El baño estaba lleno de arañas. (Wat eng!) ¡ ........ !
¡Qué repelús! = Wat eng!
repelús = rilling
!Qué asco!= Wat vies, walgelijk!
¡Qué cacao!¡Qué lío! = Wat een gedoe!; Wat een toestand!