(De studenten Keiko en Hanae zijn uit Japan. Het zijn Japanse vrouwen.)
Las estudiantes Keiko y Hanae son de Japón. Son ........ .
Tú ........ más alto que yo.
Jij bent groter dan ik.
Je gebruikt 'eres' van 'ser' omdat het om een kenmerkende eigenschap gaat.
(Hotel Vistabella is een tweesterrenhotel.)
El hotel Vistabella es un hotel de dos ........ .
estrella = ster
astro = ster, hemellichaam.
estrellón = ster (vuurwerk); grote ster
Het woord esterras bestaat niet.
Wat is een synoniem voor de vetgedrukte woorden?
Esta es la casa en la que vivo.
Dit is het huis waarin ik woon.
en la que = donde
De combinaties adonde, dentro de la que, en lo que zijn hier niet van toepassing.