Álvaro tiene (bruine ogen) ........ .
marrón (meervoud: marrones) = bruin
Anders dan in het Nederlands, gebruikt men in het Spaans de combinatie: tener los ojos marrones, los ojos verdes (met het bepaald lidwoord).
morado, -a = paars
(Het meisje van de receptie helpt de klanten erg goed.)
La chica de la recepción ........ muy bien a los clientes.
atender (ie) = te woord staan, helpen
De e verandert hier in ie.
atienda: dat hij helpt (subjuntivo)
'Atende, atenda': deze vormen bestaan niet.
(Hoera!) ¡ ........ ! Hoy es fiesta.
hoera! = ¡hurra!
¡guay! = wow!, cool!
¡olé! = olé! (kreet ter aanmoediging)
¡puah! = bah!
- ¿(Wat) ........ es la capital de Honduras?
- Es Tegucigalpa.
la capital = de hoofdstad
¿cuál? = wat, welke?
¿qué? = wat?
Het vraagwoord ¿cuál? wordt zelfstandig gebruikt in geval van veronderstelde keuzes. Welke (van de steden) is de hoofstad?
Het vraagwoord ¿qué? wordt gebruikt als je vraagt naar een definitie of als het voor een zelfstandig naamwoord staat.