MOB-versie | Naar grote versie



vragend vnw.

El pronombre/adverbio interrogativo

 

 

pronombre interrogativo =

vragend voornaamwoord

¿qué?   wat/welke/wat voor (een)?
¿quién? ¿quiénes? wie?
¿cuál? ¿cuáles? welk? welke?
¿cuánto, -a? ¿cuántos, -as?    hoeveel?
(adverbio) interrogativo = (bijwoordelijk) vraagwoord
¿cuándo?   wanneer?
¿dónde?   waar?
¿adónde?   waarheen?
¿cómo?   hoe?
¿por qué?   waarom?

 

Als vraagwoorden worden gecombineerd met een voorzetsel of ander woord, staat dit vóór het vraagwoord en soms eraan vast geschreven.

  • ¿De dónde vienes?
    (Waar kom je vandaan?)
  • ¿A quién lo preguntas?
    (Aan wie vraag je het?)
  • ¿Adónde vais?
    (Waar gaan jullie heen?)
  • ¿Cada cuánto lavas este paño de cocina?
    (Hoe vaak was je deze theedoek?)

Zowel vragende als uitroepende voornaamwoorden hebben altijd een accentteken.

  • ¡Cuánto tiempo sin verte!
    (Wat een tijd geleden!)
  • ¿Cuándo es tu fiesta?
    (Wanneer is jouw feest?)

 

In indirecte vragen worden dezelfde vraagwoorden gebruikt als in de directe vragen:

  • ¿Sabes dónde está el mercado?
    (Weet je waar de markt is?)

 

In de combinatie van qué + zelfstandig naamwoord + bijvoeglijk naamwoord wordt het bijvoeglijk naamwoord versterkt door más of tan:

  • ¡Qué casa tan bonita!
    (Wat een mooi huis!)

NB

In tegenstelling tot het Nederlandse 'hoe' wordt het Spaanse cómo niet gebruikt vóór een bijvoeglijk naamwoord. Voor de vertaling van 'hoe oud?', 'hoe zwaar?' gebruikt het Spaans andere constructies.

  • ¿Cuánto pesa tu maleta?                                                                     
    (Hoe zwaar is jouw koffer?)
  • ¿Cuántos años tienes?                                                                        
    (Hoe oud ben jij?) 

 

het verschil in gebruik tussen ¿qué? en ¿cuál(es)?

 

¿Qué? vraagt naar een beschrijving of definitie van een zaak. Het wordt zowel bijvoeglijk als zelfstandig gebruikt:

  • ¿Qué es mate? Mate es una infusión argentina.
    (Wat is mate? Mate is Argentijnse kruidenthee.) 
  • ¿Qué camiseta te gusta?
    (Welk T-shirt vind je mooi?)
  • ¿Qué clases tienes hoy?
    (Welke lessen heb jij vandaag?)

¿Cuál(es)? wordt zelfstandig gebruikt in vraagzinnen die keuzes veronderstellen:

  • ¿Cuáles de estos zapatos son tuyos?
    (Welke van deze schoenen zijn van jou?)
  • ¿Cuál es la moneda de Argentina?
    (Wat is de munteenheid van Argentinië?)