Este ejercicio es muy (eenvoudig) ........ .
sencillo, -a = eenvoudig
ejercicio = oefening
delgado, -a = slank
particular = bijzonder; privé
útil = nuttig
(Carlos Alcaraz is toptennisser en speelt heel goed tennis.)
Carlos Alcaraz es tenista de élite y ........ .
jugar (ue) a = spelen, een sport beoefenen
bijv. jugar al tenis, jugar al fútbol, jugar a las damas (= dammen)
Het woord 'tenisar' komt niet voor.
Carlos Alcaraz (2003) is een beroemde Spaanse tennisser.
Op welke vraag is dit het antwoord?
Hoy es viernes.
¿Qué día es hoy? = Welke dag (van de week) is het vandaag?
hoy = vandaag
viernes = vrijdag
¿A cuántos estamos?/¿Qué fecha es? = De hoeveelste is het vandaag?
Carolina tiene (nogal wat) ........ problemas.
Carolina heeft nogal wat problemen.
el problema = het probleem
bastante = nogal wat; tamelijk veel; genoeg
Bastante (bijvoeglijk gebruikt) staat voor het zelfstandig naamwoord en richt zich in getal naar het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
algunos, -as = enkele
apenas = nauwelijks (bijwoord)
suficiente = voldoende, toereikend