El tren llega (bij) ........ la estación.
llegar a = aankomen bij
estación = station
tren = trein
El perro de María (heet) ........ Fidel.
llamarse = heten
perro = hond
apellidar = een (achter)naam geven/hebben
llamar = noemen; roepen
nombrar = noemen; benoemen
(Aanstaande donderdag) ........ voy a Granada.
Anders dan in het Nederlands gebruik je hier in het Spaans het bepaald lidwoord.
el próximo jueves = aanstaande donderdag
próximo, -a = aanstaand, eerstkomend
De andere combinaties zijn niet correct.
Hoe spreek je de letter T uit in 'patio'?
De uitspraak van patio is met de T van touw. De uitspraak patsio is fout.