(Doe) ........ algo para cambiar tu situación, Paloma.
Doe iets om je toestand te verbeteren, Paloma.
hacer = doen
haz = doe jij, gebiedende wijs tú
algo = iets
cambiar = veranderen
hace = hij, zij, u, het doet
haces = jij doet
haga = doet u, gebiedende wijs usted
Welk woord is FOUT in deze zin?
Este es el hospital donde nacimos mis hermanas y mi.
Este es el hospital donde nacimos mis hermanas y yo. = Dit is het ziekenhuis waar mijn zussen en ik geboren zijn.
- ¿No vas de viaje este verano, Gabriel?
- (Dat klopt.) ........
así es = dat klopt; dat is juist; zo is het
este verano = deze zomer
ir de viaje = op reis gaan
ni loco, -a (enkel in spreektaal) = geen denken aan; loco, -a = gek.
para nada = in geen geval
puede ser = dat is mogelijk
Tomás es muy friolero.
ser muy friolero = een koukleum zijn
friolero, -a = kouwelijk
afstandelijk = distante
flierefluiter = holgazán, -ana
introvert = introvertido, -a