Raquel está en (de kelder) ........ .
(Andrés voetbalt en Alicia speelt piano.)
Andrés ........ fútbol y Alicia ........ piano.
jugar (ue) al fútbol = voetballen. 'Jugar a' + bepaald lidwoord is een vaste combinatie bij een aantal werkwoorden dat een sport uitdrukt.
tocar el piano = piano spelen
- ¿Qué tal la vida?
- Pues, tirando.
(voy) tirando = z'n gangetje
heel goed = muy bien, fenomenal
heel slecht = muy mal, fatal
het gaat beter (met mij) = ando mejor
Estoy buscando (mijn spijkerbroek) ........ .
(pantalones) vaqueros = spijkerbroek
De andere combinaties zijn niet correct.