MOB-versie | Naar grote versie



bijwoord

El adverbio

 

 

functies

 

Bijwoorden zeggen iets van een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin. Zij geven aan:

 

de manier waarop:

  • El público espera pacientemente.
    (Het publiek wacht geduldig)
  • El ascensor funciona bien.
    (De lift functioneert goed.)

 

de plaats waar:

  • ¿Qué tienes ahí?
    (Wat heb je daar?)
  • Allí, enfrente, está el cine.
    (Daar, aan de overkant, is de bioscoop.)

 

het tijdstip waarop:

  • Ahora no tengo ganas.
    (Nu heb ik geen zin.)
  • Entonces lo supe.
    (Toen kwam ik het te weten.)

 

de graad waarin:

  • El tiempo es bastante bueno.
    (Het weer is tamelijk goed.)
  • El problema es enormemente complicado.
    (Het probleem is enorm gecompliceerd.)

 

vormen

 

Veel bijwoorden worden gevormd door -mente achter de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord te plaatsen:

  • Felizmente llegó a tiempo.
    (Gelukkig kwam hij op tijd.)
  • Probablemente no pasará nada.
    (Waarschijnlijk zal er niets gebeuren.)
  • El hombre anda muy tranquilamente.                                                        (De man loopt ergens rustig).

Bijwoorden op -mente worden uitgesproken alsof het twee woorden zijn, met een klemtoon op het grondwoord én een klemtoon op -mente. Wordt het oorspronkelijke woord geschreven met een klemtoonteken, dan wordt dat ook geschreven op het bijwoord; zo is van het bijvoeglijk naamwoord común (=gewoon) het bijwoord comúnmente (=gewoonlijk) afgeleid.

 

Sommige bijwoorden hebben de vorm van het bijvoeglijk naamwoord mannelijk enkelvoud: temprano, alto, bajo, pronto, recio, caro, barato.

  • La anciana habla muy bajo. (De oude vrouw praat heel zachtjes.)
  • Miriam se levanta muy temprano. (Miriam staat heel vroeg op.)

Een aantal bijwoorden kan twee vormen aannemen: de vorm -mente naast de vorm van het bijvoeglijk naamwoord mannelijk enkelvoud.

  • Todo ha pasado muy rápidamente.
  • Todo ha pasado muy rápido. (Alles is heel snel gebeurd.)  

bijwoordelijke combinaties

In het Spaans bestaan veel bijwoordelijke combinaties: samenstellingen van twee bijwoorden, een voorzetsel plus een bijwoord, e.d.

 

abajo beneden

adonde

waarheen (betrekkelijk bijwoord)

¿adónde?

waarheen (vragend bijwoord)

afuera naar buiten
ahora mismo nu meteen, zo dadelijk
a la larga op den duur
a lo largo in de lengte
a la vez tegelijkertijd
a mediados  halverwege
a menudo vaak
a tiempo op tijd
a todo costa per se; tot iedere prijs
a veces soms
al contrario integendeel
al principio in het begin
alguna vez soms
anteayer eergisteren
antes de nada als eerste
antes que nada bovenal
aquí al lado hiernaast
aquí enfrente hiertegenover
aquí mismo precies hier
alguna vez een keer
atrás achter(aan), achteruit
¿cada cuánto (tiempo)? hoe vaak?
cada tanto zo nu en dan
casi de inmediato bijna meteen
con el tiempo  mettertijd, op den duur
cuanto antes zo snel mogelijk
¿cuán bien? hoe goed?
de inmediato  meteen, onmiddellijk
de menos te weinig
de prisa, deprisa haastig
de pronto ineens
de repente plotseling
de todos modos in ieder geval
de vez en cuando zo nu en dan
dentro de poco binnenkort
después daarna
detrás erachter, achterin
en alguna parte ergens
en cambio daarentegen
en ocasiones soms, bij gelegenheid
en primer lugar op de eerste plaats
en seguida onmiddellijk
en serio in ernst, serieus
en total kortom
en vano tevergeefs
hoy mismo vandaag nog
lo antes posible zo snel mogelijk
más o menos min of meer
más que nunca meer dan ooit
muchas veces vaak
otra vez nogmaals
pasado mañana overmorgen
pocas veces soms
poco a poco langzamerhand
por ahora voorlopig
por aquí  hier ergens
por este lado hierlangs
por lo pronto voorlopig
por primera vez voor het eerst
por ejemplo bijvoorbeeld
por poco  bijna
por separado afzonderlijk, apart

primeramente

eerst
raras veces zelden
una vez eens
varias veces verscheidene malen
ya no niet meer

 

bijwoorden van plaats en tijd

¿adónde? waarheen?
antes vroeger                          
afuera buiten
allá daar
alrededor de          omstreeks, ongeveer
apenas nauwelijks
aquí hier
arriba boven
abajo beneden
cerca vlakbij
donde  waar (betrekkelijk bijwoord)
¿dónde? waar? (vragend bijwoord)
delante voorop; aan de voorkant
dentro                 binnen, erin, binnenin
después daarna, later
detrás achteraan, achterin
enfrente aan de overkant
lejos ver
nunca nooit
pronto spoedig

 

NB Deze bijwoorden krijgen in combinatie met het voorzetsel de de functie van een voorzetsel en worden in het Nederlands vaak iets anders vertaald.

bijvoorbeeld:

  • La iglesia está enfrente del ayuntamiento. (De kerk is tegenover het stadhuis.)
  • La iglesia está enfrente. (De kerk is aan de overkant.)

 

bijwoorden in het Nederlands, werkwoordconstructies in het Spaans

 

acabar de + infinitief zojuist 
gustar + infinitief graag
dejar de + infinitief niet meer
no tardar en + infinitief   spoedig
seguir+ gerundio nog steeds
soler + infinitief meestal
volver a + infinitief weer
hace + hoeveelheid tijd (hoeveelheid tijd) geleden

 

 

reciente, recientemente, recién

 

Bij het bijvoeglijk naamwoord reciente (recent) hoort het bijwoord recientemente (onlangs). 

  • Esta es una foto reciente.
    Dit is een recente foto. (bijvoeglijk naamwoord)
  • Esto se ha instalado recientemente.
    Dit is onlangs geïnstalleerd. (bijwoord)
  • Esto ha sucedido recientemente.
    Dit is recentelijk gebeurd. (bijwoord) 

Recientemente wordt ingekort tot recién vóór een voltooid deelwoord/bijvoeglijk naamwoord.

  • Un bebé recién nacido.
    Een pas geboren baby.
  • Los (novios) recién casados.
    Het pasgetrouwde stel.

 

muy, tan, mucho, tanto

 

muy (zeer, erg) en tan (zo) worden gebruikt voor een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord:

  • Este café está muy rico.
    (Deze koffie is erg lekker.)
  • Valencia no es tan grande como Barcelona.
    (Valencia is niet zo groot als Barcelona.)

 

mucho (= zeer, erg, veel) en tanto (zoveel) worden gebruikt bij een zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord in de vergrotende trap:

  • Mi vecino trabaja mucho.
    (Mijn buurman werkt veel.)
  • Mi vecino es mucho mayor que yo.
    (Mijn buurman is veel ouder dan ik.)
  • Mi moto ya no hace tanto ruido.
    (Mijn brommer maakt niet meer zoveel lawaai.)
  • Me gusta mucho el café.
    (Ik houd erg van koffie.)

NB De combinatie muy mucho is onjuist. 

opeenvolging van bijwoorden

 

Bij een opeenvolging van bijwoorden eindigend op -mente behoudt enkel het laatst gebruikte de volledige vorm; elders wordt -mente weggelaten en blijft alleen het vrouwelijk enkelvoud van het adjectief over. 

  •  Inspira rápida y profundamente.
    (Adem snel en diep in.)